Je moet van twee kanten komen om elkaar te ontmoeten!

“Het VARIIS programma is een training die uniek is in haar soort, omdat het niet langer eenrichtingsverkeer is”.

– Carine Havenaar –

logo_samenwerking34Vanuit mijn functie binnen ’s Heeren Loo mocht ik in 2014 het VARIIS-project volgen. Het heeft mij verdieping gebracht in mijn persoonlijke ontwikkeling en daardoor in mijn uiteindelijke rol in de samenleving. Te meer, omdat ik vanaf oktober vorig jaar met vluchtelingen werk. Aan de hand van een aantal begrippen uit het programma vertel ik mijn verhaal.

Trap van verbinding

Zij stonden aan de grens. Ze stonden er al een poosje. Maar het leek alsof de vluchtelingen in september 2015 pas de samenleving bereikten. Op dat moment was ik mijn verbinding aan het zoeken buiten Europa. In Zuid-Afrika en Namibië. De verbinding leek opeens ver te zoeken toen ik door mensen die ik daar ontmoette vragen kreeg over het systeem in mijn samenleving. De drie treden op de trap van verbinding. Ik werd ter verantwoording geroepen voor ons systeem. Het systeem dat zoveel vluchtelingen toelaat. Het beeld van het paradijs dat Europa heet. Europa dat haar grenzen openstelde. En zichzelf hiermee opeens op zulk glad ijs begaf. Er leek iets groots aan de hand in Europa, waar zowel ik, als de Zuid-Afrikaan geen voorstelling van konden maken op 10.000 kilometer afstand. Er miste hier duidelijk een trap van verbinding; de samenhang tussen mezelf, het systeem en mijn samenleving.

Een kleurrijke uitdaging

Toen ik in oktober weer terug kwam in Nederland, zag ik dat er in een aantal weken daadwerkelijk iets veranderd was. Daar waren ze, de vluchtelingen! En daar waren ze, de systemen. Van hulpverlening en burgerinitiatieven. Van protest en solidariteit. Wat kon ik doen? Ik zocht een systeem om aan te verbinden, om de vragen uit de samenleving te kunnen beantwoorden. Gelukkig kreeg ik drie dagen later bij ’s Heeren Loo een email met de vraag wie er zin had in een avontuur. Dat had ik! In Borculo kwamen een week later 130 alleenstaande minderjarige vreemdelingen wonen. ‘s Heeren Loo verhuurde haar leegstaande pand en detacheerde onder andere mij naar het COA om deze kleurrijke uitdaging aan te gaan. Ik kwam te werken op een groep met 45 meisjes uit Eritrea.

Ont-moeten

In Borculo was iedereen op zoek naar een nieuwe identiteit. De vluchtelingen natuurlijk. Maar medewerkers ook. Ik kwam terecht in een nieuw, divers team waar een ieder zijn eigen stempel nog moest ontdekken. En waar we de opdracht kregen onze zorgmodus uit te zetten. We mochten niet meer zorgen, want deze jongeren hadden geen handicap of gedragsprobleem. Doordat we onze nieuwe rol moesten ontdekken, en daarmee dus onze nieuwe identiteit, koste het tijd en moeite om die nieuwe ander te ont-moeten.

In dialoog?

Om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de jongeren, maken we in de mentor-gesprekken gebruik van een competentielijst. Na mijn eerste mentorgesprek, die met behulp van de tolkentelefoon bijna twee uur duurde, merkte ik dat ik het volgende mentorgesprek uitstelde. Het instrument stond tussen mij en de jongere in.

Wat een dialoog hoorde te zijn, werd eigenlijk een monoloog van onze hiërarchische ordening in behoeften.

Wederzijds leren

Competentielijsten vul ik nog steeds in, maar de echte mentorgesprekken vinden wat mij betreft nu plaats op de grond. In kleermakerszit. Het kantoor heb ik ingewisseld voor de slaapkamer. Met Eritrese stoofpot op een plastic dienblad tussen ons in. Waar ik me letterlijk en figuurlijk laat meevoeren in de kruidige gerechten die onze samenleving rijk is. Daar is de plek waar we informatie uit wisselen en waar we iets van elkaar kunnen leren. Daar is de plek waar de echte verbinding en ontmoeting tot stand komen.

Carine Havenaar – april 2016